Zoeken naar een antwoord

Onze ster-reporter in de problemen

COLUMN

Fekko Boomsma

12/4/2025

“Wat vind je eigenlijk zo leuk aan het schaken, je verliest alleen maar”, als ik van een maandagavond thuiskom.

“Nou, nou, nou, ….”, probeer ik, tevergeefs blijkt al snel, het gesprek een wending te geven die enige nuance aanbrengt in haar vraag. Maar getuige de gezichtsuitdrukking van mijn partner ben ik daar vooralsnog niet bijzonder succesvol in, net als met het schaken realiseer ik me tegelijkertijd. Enigszins overvallen door haar vraag begin ik iets te hakkelen over het verbeteren van mijn concentratievermogen en, niet onbelangrijk, mijn geheugen.

“Nou, nou, nou, ….”, probeert ze enige nuance aan te brengen in mijn reactie, dat ik zelf ook al niet bijzonder overtuigend vond klinken. Vooral mijn reactie over het verbeteren van mijn geheugen moest ik toelichten, want bij haar was er geen enkele vorm van herkenning. De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik in haar gebrek aan herkenning wél enige herkenning vond. Ik zag het zinloze in om daar met argumenten tegenin te gaan.

Maar wat vind ik dan zo leuk aan het schaken? Die vraag is nog niet beantwoord.

Haal ik mijn genoegen uit mijn plaats op de ranglijst? KNSB rating, Cozijnsenbokaal, welke ranglijst ik ook bekijk, ik bevind me altijd, vrij stabiel, in de onderste regionen. Mijn plaats op de ranglijsten is stabieler dan mijn schaakniveau.

Is de schaaklocatie mijn inspiratiebron? Nee, niet echt. Echt niet, is een betrouwbaardere weergave van de werkelijkheid. De zaal voldoet waarschijnlijk aan alle voorwaarden, maar inspiratie? Ik zie het niet.

Is het de gezelligheid? Kan een feest of verjaardag gezellig zijn, als het vooral de bedoeling is om niet te communiceren. Als 2 mensen ogenschijnlijk stoïcijns in een Mens-Erger-Je-Niet houding tegenover elkaar zitten, geen stom woord met elkaar wisselen op het “prettige wedstrijd” na. Zeker als in dezelfde zaal een competitiewedstrijd plaatsvindt. Door sommige deelnemers wordt het krassen van de pen om een zet te noteren al ervaren als hinderlijk.

Door onoplettendheid of gewoon een blunder een stuk zomaar weggeven in een tot dat moment gelijk opgaande strijd is ook al niet het hoogtepunt van de avond.

Het spelen tegen een door de wol geverfde tegenstander dan, een tegenstander die eerder kon schaken dan lopen. Die zetten doet waarvan ik veel te laat inzie wat de bedoeling is, waarna ik voor de schijn nog enkele zetten doe, maar het resultaat staat al eerder vast dan ik in de gaten heb.

Mijn fiets uit de schuur gehaald en net vóór ik het rechterbeen over het zadel gooi de melding krijg dat ik “oneven” ben, is dat wat het schaken zo plezierig maakt?

“Je deed het best wel goed, maar …”, of woorden van die strekking, gevolgd door een goed bedoelde verwijzing naar een paar zetten eerder in de partij. Ja, ja denk ik dan ….., wat heb ik daaraan.

Maar toch, ik beleef veel plezier aan het schaken, alleen …. Hoe maak ik dat duidelijk.

De vraag blijft onbeantwoord, maar misschien kan iemand me helpen.